‘Jambo’ betekent ‘hallo’ in het Swahili, zo leren we uit de spelregels, en in het gelijknamige spel zijn de beide spelers dan ook Swahili-handelaren, om vanuit een doek-en-planken marktkraam zaken als huiden, fruit, thee, juwelen, zout en zijde te verkopen. De handelaar die als eerste zijn startkapitaal van 20 goud heeft weten te verdrievoudigen wint het spel.
Beide spelers beginnen met een marktkraam met plaats voor zes waren. Het overladen van de kraam wordt niet beloond: voor het bezetten van het zesde warenvakje moet steeds 2 goud worden betaald! Gelukkig zitten er ook kaarten met bijzettafels in het spel; die geven de speler ruimte om nog drie extra waren kwijt te spelen.

Als de speler na fase 1 nog acties over heeft kan hij in fase 2 kaarten uitspelen. Het uitspelen van een kaart kost steeds een actie. Er zijn vier soorten kaarten:

• Op de warenkaarten staat een combinatie van drie of zes waren aangegeven. Deze kaart kan gebruikt worden om de afgebeelde waren in te kopen vanuit de voorraad tegen betaling van de inkoopprijs die linksonder op de kaart staat, of de speler kan de afgebeelde waren verkopen vanuit zijn marktkraam (indien aanwezig) tegen de verkoopprijs rechtsonder op de kaart.

• Het uitspelen en neerleggen van een voorwerpkaart kost een actie; de kaart blijft dan open voor de speler liggen. Uitgespeelde voorwerpkaarten kunnen vervolgens eenmaal per beurt gebruikt worden tegen betaling van weer een actie. De functies van de voorwerpen variëren van het betalen van een goud of een warenfiche in ruil voor een kaart van de stapel, tot het omruilen van een warenfiche van de eigen marktkraam met een warenfiche van de marktkraam van de tegenstander. Aan het eind van de beurt blijft de voorwerpkaart liggen, hij kan in een volgende beurt opnieuw gebruikt worden. Een speler mag maximaal drie voorwerpen tegelijk voor zich hebben liggen; bij het uitspelen van een vierde voorwerpkaart moet er een worden afgelegd.